De exploitant van een Rotterdams café heeft in hoger beroep geen succes geboekt in zijn zaak tegen de intrekking van zijn exploitatievergunning vanwege onder meer illegaal gokken. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarmee de intrekking van de vergunning en de sluiting van drie maanden definitief in stand blijven.
Op 1 november 2019 voerde de politie een preventieve fouilleeractie uit in het café van de exploitant in de wijk Feijenoord. Tijdens deze actie werden meerdere strafbare feiten geconstateerd. Vier mannen waren in het café in Rotterdam bezig met illegaal online gokken op een tablet, terwijl er gokbonnen, twee messen, en 3,1 gram cocaïne werden aangetroffen. Daarnaast bleken twee bezoekers grote contante geldbedragen bij zich te dragen, namelijk € 1.000 en € 6.500.
Naar aanleiding van deze bevindingen stelde de politie een bestuurlijke rapportage op, waarna de burgemeester van Rotterdam op 26 februari 2020 besloot om de exploitatievergunning voor onbepaalde tijd in te trekken en het café voor drie maanden te sluiten. Hoewel een bezwaarcommissie adviseerde om de intrekking te wijzigen in een schorsing, werd dit advies niet opgevolgd. De exploitant ging echter tegen het besluit in bezwaar.
Op 2 november 2020 werd het besluit op bezwaar door de burgemeester gehandhaafd, maar met een verbeterde motivering. Ruim een jaar later, op 20 december 2021, verklaarde de rechtbank Rotterdam het beroep van de exploitant ongegrond. Kort daarna, tussen eind 2021 en begin 2022, stelde hij hoger beroep in tegen de uitspraak van de rechtbank.
Hoger beroep jaren later behandeld
Pas enkele jaren later, op 8 mei 2024 werd de zaak inhoudelijk behandeld tijdens de zitting bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Iets minder dan een jaar later volgde de uitspraak: het hoger beroep werd ongegrond verklaard. Volgens de Afdeling was de sluiting van het café gerechtvaardigd, omdat meerdere strafbare feiten waren geconstateerd in een veiligheidsrisicogebied en er bovendien meerdere meldingen waren over illegaal gokken en drugsdeals in het café. De sluiting van drie maanden viel binnen het beleid van de Horecanota.
Daarnaast werd geoordeeld dat de intrekking van de exploitatievergunning terecht was. De burgemeester mocht het vertrouwen in de exploitant als horecaondernemer verliezen en de Horecanota voldeed aan de eisen van de Dienstenrichtlijn. Verder benadrukte de Afdeling dat de opgelegde maatregelen bestuursrechtelijk van aard waren en niet bedoeld als straf, maar als middel om de openbare orde te herstellen.
Hoewel de maatregelen overeind bleven, stelde de Afdeling vast dat de totale procedure te lang had geduurd. De redelijke termijn van vier jaar werd overschreden, aangezien de procedure uiteindelijk ruim vijf jaar besloeg. Om deze reden kreeg de exploitant een schadevergoeding van € 1.000 toegekend. Ook de proceskosten worden deels vergoed, maar het hoger beroep is ongegrond verklaard. Daarmee blijft de intrekking van de exploitatievergunning en de eerdere sluiting definitief in stand.
BRON:CASINONIEUWS.NL