De rechtbank Midden-Nederland heeft een verzoek om voorlopige voorziening van een exploitant die bezwaar had gemaakt tegen aanvullende voorwaarden op haar speelautomatenvergunning afgewezen. De Kansspelautoriteit legde deze voorschriften op bij besluit van 22 november 2024. De vergunning bleef geldig, maar werd wel onderworpen aan nieuwe voorwaarden na een Bibob-onderzoek.
De exploitant verzocht om een voorlopige voorziening in afwachting van de bezwaarprocedure, zodat de aanvullende voorwaarden op de speelautomatenvergunning tijdelijk buiten werking zouden worden gesteld. Tijdens de zitting op 14 januari 2025 werd aangevoerd dat het verwijderen van twee van de vier speelautomaten als gevolg van het besluit zou leiden tot omzetverlies en een bedreiging van het voortbestaan van de onderneming.
Volgens de voorzieningenrechter heeft de exploitant echter onvoldoende aangetoond dat sprake is van een spoedeisend belang. De financiële stukken die waren ingediend, waren niet opgesteld door een accountant. Ook bleek uit de overgelegde gegevens niet dat de continuïteit van de onderneming daadwerkelijk in gevaar was. Daarbij werd meegewogen dat de exploitant geen personeel in dienst heeft en dat de vennoten niet volledig afhankelijk zijn van de inkomsten uit de speelautomaten. De rechter merkte op dat financiële schade op zichzelf doorgaans geen reden is om een voorlopige voorziening te treffen, tenzij sprake is van acute nood, wat hier niet het geval was.
Samenwerking met vader
De exploitant stelde daarnaast dat het besluit van de Kansspelautoriteit (Ksa) evident onrechtmatig was, onder meer omdat het gebaseerd zou zijn op verouderde informatie en disproportioneel zou zijn. De rechter ging hierin niet mee. Uit het advies van het Landelijk Bureau Bibob (LBB) bleek dat sprake is van een zakelijk samenwerkingsverband met de vader van de vennoten van het bedrijf.
Hoewel deze vader naar eigen zeggen uit de vennootschap is gestapt en van plan is naar Brazilië te verhuizen, vond de voorzieningenrechter dat dit het risico op ongewenste beïnvloeding niet volledig wegneemt. Het LBB had bovendien meerdere indicatoren betrokken bij de beoordeling, waaronder meer dan alleen de formele banden tussen de vader en de onderneming.
Op basis van deze informatie concludeerde de voorzieningenrechter dat de Ksa in redelijkheid voorschriften mocht verbinden aan de vergunning. De voorwaarden zijn volgens de rechter een geschikt en noodzakelijk middel om het risico van betrokkenheid van de vader bij de exploitatie te beperken. Ook stelde de rechter dat deze voorschriften niet verder gaan dan strikt noodzakelijk.
Omdat er geen sprake is van een spoedeisend belang én geen sprake is van een evident onrechtmatig besluit, wees de voorzieningenrechter het verzoek af.
BRON:CASINONIEUWS.NL